De verhuurderbijdrage is een wettelijk verplichte bijdrage die woningcorporaties jaarlijks moeten betalen aan de Huurcommissie. Particuliere verhuurders zijn vrijgesteld van verhuurderbijdrage.
De minister heeft een nieuwe grondslag voor de verhuurderbijdrage vastgesteld. Op basis van deze  nieuwe  grondslag zijn woningcorporaties bijdrageplichtig. 
De regeling geldt per 1 juli 2024.
Veelgestelde vragen over de verhuurderbijdrage
De regeling geldt voor woningcorporaties, die in het vorig jaar actief waren. Zij betalen een vast tarief per woongelegenheid in hun bestand per 31 december van het voorafgaande jaar. 
Het gaat om alle woningen in het bestand. Met ingang van 2024 geldt de eerdere vrijstelling van de eerste 50 woningen niet meer. 
Voor 2024 is het tarief vastgesteld op € 4,20 per woongelegenheid.
Over het jaar 2023 gold nog de oude regeling (op grond van artikel 8a tot en met 8f, 19c en 19d Uhw). Verhuurders uit de sociale huursector met meer dan 50 huurwoningen, betaalden een vast tarief per woning. De eerste 50 woningen telden niet mee. Voor 2023 werd het tarief vastgesteld op € 3,88 per woning.  
De Huurcommissie is een onafhankelijke en onpartijdige organisatie voor het voorkomen, het helpen oplossen en het formeel beslechten van geschillen tussen huurders en verhuurders. De Huurcommissie wordt voor de uitvoering van haar taken gefinancierd door middel van een bijdrage van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke (VRO), een verhuurderbijdrage uit de verhuursector en opbrengsten van de legesveroordelingen die de Huurcommissie kan opleggen aan de partij die in het ongelijk wordt gesteld. Alle verhuurders hebben baat bij een goede reputatie en aantrekkelijkheid van de sector.
Een bijdrage is in lijn met de bekostigingssystematiek bij andere buitengerechtelijke geschilbeslechters zoals het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) en de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ).
De wet beoogde tot en met 2023 een verdeling tussen de Rijksbijdrage en de externe financiering van ongeveer 50/50. De nieuwe regeling beoogt een verdeling van 65/35.
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) stelt jaarlijks de omvang van de bijdragen vast, waaronder die van de verhuurderbijdrage. De verdeling wordt daarin meegenomen als richtlijn. Jaarlijks bekijkt de minister of de Huurcommissie met de beschikbare middelen haar taken goed kan vervullen gezien de ontwikkelingen in het huurbeleid en de te verwachten aantallen geschillen. De verdeling tussen Rijksbijdrage en de verhuurderbijdrage wordt jaarlijks bekrachtigd door de Eerste en Tweede Kamer. 
De verhuurderbijdrage is niet van invloed op de onafhankelijkheid van de Huurcommissie. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de zittingsvoorzitters van de Huurcommissie zijn onderdeel van het zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Dit ZBO kent geen beïnvloeding van individuele uitspraken, deze onafhankelijke werkwijze is verankerd in de Uhw.