6.1 Voorzittersuitspraak
De voorzitter van de Huurcommissie doet schriftelijk uitspraak bij zaken die zo duidelijk zijn dat er geen zitting nodig is, waarop partijen hun standpunt kunnen toelichten. Dit is mogelijk bij zaken die ‘kennelijk’ zijn op grond van artikel 20 UHW. In de uitspraak staat de beslissing en wie de kosten moet betalen.
6.2 Niet eens met de uitspraak van de voorzitter
Als een partij het niet eens is met voorzittersuitspraak dan zijn er twee mogelijkheden:
De partij verzoekt de Huurcommissie de zaak opnieuw te beoordelen. Deze procedure wordt aangeduid als 'in verzet gaan'. Dat moet binnen drie weken na de datum waarop de Huurcommissie de uitspraak heeft verstuurd. Er zijn geen verdere kosten aan verbonden. De regels rondom verzet staan in hoofdstuk 7.
De partij legt de zaak direct voor aan de kantonrechter. Dat moet binnen acht weken na de datum waarop de Huurcommissie de uitspraak heeft verstuurd. Als een partij naar de kantonrechter gaat, dan is de voorzittersuitspraak niet meer bindend. De kantonrechter beoordeelt de zaak opnieuw. Aan een procedure bij de kantonrechter zijn kosten verbonden.
Meer informatie over de verzetsprocedure staat op de website van de Huurcommissie.
Meer informatie over de procedure bij de kantonrechter is te vinden op de website Rechtspraak waarbij de zoekterm "dagvaardingsprocedure bij de kantonrechter" gebruikt kan worden.
6.3 Veroordeling kosten blijft bestaan
In een uitspraak van de Huurcommissie wordt aangegeven welke partij de kosten voor de procedure moet betalen. Hier neemt de kantonrechter geen beslissing over. De partij die moest betalen van de Huurcommissie, is verplicht het betreffende bedrag over te maken aan de Huurcommissie, ook als deze partij later gelijk krijgt bij de kantonrechter.