‘De student die huurt heeft alles te verliezen.’
Interviews
Het komt regelmatig voorbij in het nieuws: berichten over studenten die zonder slaapplek aan het studiejaar beginnen, grote tekorten aan kamers in alle studentensteden en kamerprijzen die 20 tot 30 procent per jaar stijgen. Namens de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) zet Gijs Grimbergen zich in voor een betere huisvesting voor alle studenten.
Het merendeel gaat over geld
Gijs Grimbergen, afgestudeerd in geografie en planologie aan de Universiteit Utrecht, is secretaris van de LSVb. In deze functie is hij verantwoordelijk voor studentenhuisvesting. In de praktijk komt dat erop neer dat hij namens de LSVb lobbyt bij onderwijsinstellingen, ministeries en de (lokale) politiek en acties organiseert om meer aandacht te krijgen voor de problematiek rond studentenhuisvesting. Daarnaast biedt de LSVb hulp aan studenten via het meldpunt Housing Hotline. Van de klachten die daar binnenkomen, maakt de LSVb jaarlijks een rapport.
Wat vooral opvalt aan de meldingen – gemiddeld een per dag– is dat het merendeel over geld gaat. Grimbergen: “Dat varieert van het doorberekenen van rare hoge kosten, zoals sleutelgeld en administratiekosten, borg die niet teruggegeven wordt tot te hoge huurprijzen. Wat ook veel voorkomt zijn scams en de angst daarvoor, zoals studenten die betalen voor een kamer die er helemaal niet blijkt te zijn.” Bijna alle melders worden doorverwezen naar een huurteam in de buurt. Zelf beantwoordt Grimbergen geen vragen van studenten, dat doet een speciaal team, maar hij is wel op de hoogte van wat er speelt. Zitten daar verhalen tussen die hem zijn bijgebleven? “De uithuiszettingen zijn het heftigst”, vertelt Grimbergen. “Omdat je weet dat studenten die daarmee te maken hebben acuut dakloos zijn. Deze studenten sturen we niet alleen door naar de huurteams, maar ook naar de Bond Precaire Woonvormen. Een organisatie die huurders helpt die tijdelijk, onzeker of te duur wonen.”
Alleen maar studio’s
Nederland telt 1.208.800 studenten, waarvan er 739.200 studeren in het hoger onderwijs (hbo en wo). Van alle studenten is 55 procent uitwonend. Daarvan huurt 43 procent van een private verhuurder, 23 procent van Kences-studentenhuisvesters, 19 procent van een corporatie en 4 procent van een hospita. “Het grootste probleem dat nu speelt, en ja het is een open deur, is het grote tekort aan studentenwoningen in het hele land,” aldus Grimbergen. “En dan met name van studentenkamers, onzelfstandige woonruimtes, want als we zo doorgaan hebben we straks alleen nog maar studio’s. Ontwikkelaars bouwen nu vooral studio's, zelfstandige woonruimtes, of transformeren studentenpanden naar studio’s, omdat studenten daar huurtoeslag voor krijgen en voor een kamer niet.”
Daarnaast blijkt dat veel studenten die momenteel een woning of kamer huren niet weten dat ze bepaalde rechten hebben. Dat ze bijvoorbeeld de huurprijs kunnen berekenen aan de hand van het puntensysteem. “Nou is de kans niet groot, schat ik in, dat studenten hun recht ook echt gaan halen via de Huurcommissie”, zegt Grimbergen. “De juridische kant op gaan is ook best een spannende stap. Studenten willen hun huis of kamer niet kwijt, dus pikken ze daardoor best veel qua achterstallig onderhoud of te hoge kosten. De huurder, en zeker de student die huurt, heeft alles te verliezen “Gemeenten moeten vanaf 1 januari 2025 de Wet betaalbare huur handhaven. Of studenten hun recht gaan halen, moeten we nog zien.”
Een vertekend beeld van ‘de student’
“De gemiddelde student schrikt ook niet van schimmel of vochtproblemen in huis. Als ik zo om me heen kijk, komt het erop neer dat studenten dat soort problemen of zelf oplossen of gewoon negeren. Daarbij komt de vraag: wil ik daar echt iets tegen doen en misschien de verhuurder tegen me in het harnas jagen? Het gaat bij studenten meer om problemen met de huisbaas, huur die te hoog is, uit je huis gezet worden en huurcontracten die wel of niet kloppen.”
Grimbergen benadrukt dat mensen niet beseffen dat het een dunne lijn is waar studenten zich op begeven als het om de woningmarkt gaat. En te maken hebben met verkeerde aannames, zoals dat iedere student terug kan vallen op zijn ouders. “Er zijn veel studenten die niet bij hun ouders kunnen wonen omdat het te ver weg is of omdat het niet veilig is.” Daarbij gaan veel mensen ook te zeer uit van een vertekend beeld van ‘de student’. “De student die lui is, veel geld heeft en er met de pet naar gooit. De meeste studenten die nu studeren zijn eerstegeneratie-studenten, de eersten binnen hun familie. De gemiddelde student is een hbo-student, werkt naast de studie en heeft een uitgeklede studiebeurs. En 65 procent doet daarnaast ook nog vrijwilligerswerk.”
Meest kwetsbare groep: buitenlandse studenten
Dan hebben we het nog niet eens gehad over de positie van de buitenlandse studenten, de meest kwetsbare groep als het gaat om huisvesting. Een groep waar Grimbergen schrijnende verhalen over hoort. “Zij hebben ook nog te maken met een taalbarrière. Doordat ze weinig kennis van de Nederlandse woningmarkt hebben, accepteren ze vaak te hoge huren. Daarnaast wordt het ze niet makkelijk gemaakt met het aanbieden van ‘Dutch only’-kamers en huurcontracten in het Nederlands. Wat ook zou helpen, is bijvoorbeeld als de Huurcommissie een aantal webpagina’s ook in het Engels aanbiedt, zoals met algemene informatie. Dat zou ook een hoop Engelse telefoontjes schelen voor het klantcontactcentrum.”
Ondertussen is de Engelse versie van de Huurprijscheck gelanceerd, zie hier.